ALGEMENE INFORMATIE OVER L-NUMMERS
FOTO'S BIJ ONZE DIEREN
Bij de verschillende L-nummers staan foto's. Omdat het vaak moeilijk is de dieren duidelijk op de foto te krijgen is er ook gebruik gemaakt van internetfoto's. De foto's zijn ter illustratie zodat u op deze wijze een duidelijk beeld hebt hoe de vis er als volwassen dier uit ziet. Kleine kleurverschillen en tekening zijn mogelijk omdat geen enkel dier gelijk is. Jonge dieren vaak lichter van kleur zijn. Stress, het moment van de dag en de belichting kunnen de kleuren van de foto beïnvloeden.
WAT ZIJN L-NUMMERS ?
The L-number system is a semi-scientific classification system of catfish based on photographs of shipments of tropical catfish of the family Loricariidae published by the aquarium magazine DATZ (Die Aquarien und Terrarienzeitschrift).
An L-number is not an official scientific name, but it does allow people to identify various Loricariid catfish by a "common name" before the fish is actually officially described. When a Loricariid receives an official scientific name, the L-number is retired. [1]
In general a specific L-number classification does not guarantee a discrete species—multiple L numbers have been given to different populations of the same species. To add to the confusion, sometimes a single L-number may actually be used for multiple species.
Additionally the aquarium magazine 'Das Aquarium' introduced a similar system using the prefix 'LDA'.
bron: From Wikipedia, the free encycloped
Wat zijn nu eigenlijk L-nummers ? Het is momenteel een rage om L-nummers aan te schaffen en los te laten in het Aquarium. Maar hoeveel aquarianen weten eigenlijk waar het L-nummer vandaan komt. Het L-nummer is ingevoerd door het Duitse aquariumtijdschrift DATZ. Dit omdat er vanaf eind jaren tachtig steeds weer nog onbekende harnasmeervallen geïmporteerd werden en worden. Denk maar eens aan de vele Ancistrus soorten, die sterk op elkaar lijken. Maar uit een ander gebied komen, en dus misschien toch tot een nieuwe soort behoren. Of zelfs totaal nog niet beschreven soorten die hier binnenkomen. Bij de handelaren leverde dit de meest mooie een fantastische namen op, maar de soorten werden verward en/of verkeerd benoemd. Om dit te voorkomen werd al gauw naar ander een systeem gezocht. En gevonden door het blad DATZ, Zij hebben de L-nummers ingevoerd en de niet benoemde soorten genummerd, te beginnen heel simpel met L-1 en verder. De cijfercodes zijn heel simpel en verwijzen naar de doorlopende nummering van de kolommen waar de vis afgebeeld en beschreven is in het blad. Dit nummer werd al snel geaccepteerd en internationaal overgenomen. De L die staat voor Loricariidae (harnasmeervallen). Als een vis eenmaal nauwkeurig beschreven en benoemd is vervalt het L-nummer en gaat hij voortaan verder onder zijn verkregen wetenschappelijke naam. Het L-nummer is dus maar tijdelijk bedoelt, maar een eenmaal vervallen L-nummer wordt niet meer opnieuw gebruikt. Het is een goed hulpmiddel voor de importeurs en vissers die ze vangen om dezelfde soorten bij elkaar te houden. Ook als u naar kweekexemplaren zoekt is het L-nummer een goed alternatief voor de fantasie naam, daar de vissen niet meer verwisseld worden en ook wat betreft vind gebied niet door elkaar gehaald worden.
bron: aquavo.nl
Alles over de Loricariidae (L nummers)
Iedereen kent ze wel, de glazenwassers van het aquarium. Of je ze nou algeneter, ruitenkuiser of zuignapje noemt, we bedoelen daarmee de prachtige vissen die we in de wetenschap omschrijven als zijnde vissen uit de familie Loricariidae, kortweg L-nummers genoemd. In dit artikel wil ik wat meer vertellen over deze vissen, ook wil ik proberen een aantal misverstanden omtrent deze vissen uit de wereld te helpen.
Ten eerste is de term ‘algeneter’ een verkeerde benaming. Alhoewel veel soorten in meer of mindere mate algen op het menu hebben staan, hebben zij vaak een veel bredere behoefte aan voedingsstoffen. Het is dus niet de bedoeling om een L-nummer aan te schaffen als remedie tegen de algenplaag die je aquarium al zo lang teistert! In die gevallen is het beter en verstandiger om de oorzaak van dit probleem te achterhalen en te verhelpen. Dit gaat het onderwerp van dit artikel ver te buiten en daarom zal ik daar verder niet over uitwijden.
Loricariidae behoren tot de orde der meervallen (Siluriformes). Er zijn meer dan 700 soorten bekend, en tot op de dag van vandaag worden er nog steeds nieuwe soorten ontdekt. Door de achterstand in onderzoek naar de vissen, hebben wetenschappers bedacht om de vissen hun eigen nummer te geven, bijvoorbeeld L262. de L staat dan voor Loricariidae, het nummer zegt niets over de vis, alleen iets over de volgorde waarin de soorten zijn ontdekt. De bedoeling is dat op den duur alle L-nummers worden vervangen voor wetenschappelijke namen. Dit is een zeer tijdrovend proces en zal naar schatting nog vele jaren duren.
Deze vissen komen allemaal uit Zuid-Amerika, waar zij in de Amazone en haar vele zijrivieren hun oorsprong vinden. De Amazone is de grootste rivier van de wereld en zoals je misschien wel verwacht bestaan er zeer grote verschillen binnen deze rivier en haar zijstromen, zowel op het gebied van hoogteligging, temperatuur en ook waterwaardes. Dit zie je ook terug in de grote verscheidenheid aan soorten en de enorme uiterlijke verschillen die in de familie der Loricariidae terug te vinden zijn.
Het gebied van afkomst van jou (toekomstige) vis bepaald dus al voor een groot deel de opzet en inrichting van je aquarium, en is dus belangrijk om goed te onthouden. De eisen die de vis stelt aan de waterkwaliteit en zijn omgeving zijn dus aanknopingspunten voor ons aquarianen om het de vis zo veel mogelijk naar de zin te maken. Het creëren van een natuurgetrouwe situatie, voorzover dat mogelijk is in een aquarium, moet naar mijn mening een doelstelling zijn van iedere aquariaan, omdat hierdoor de vis zijn natuurlijke gedrag zal laten zien, iets wat wij natuurlijk zo goed als mogelijk willen stimuleren!
Wat kunnen we in het algemeen zeggen over L-nummers?
Alle Loricariidae hebben een sterke behoefte aan zuurstofrijk water. Ook is het veilig om te zeggen dat haast al die soorten in meer of mindere mate van stroming houden. L-nummers zijn het merendeel van de dag bezig met het zoeken naar eten. Dit doen zij door middel van hun zuigmond (suckermouth catfish). Daarmee raspen ze over hout, stenen of dode organismen. Binnen de verscheidene soorten zijn deze zuigmondjes geëvolueerd op zo’n manier, dat die goed aansluit op het gebied waar de vissen leven en op het voedselpatroon van de vissen. Zo hebben Panaque soorten een zeer sterke, uit scherpe ‘tandjes’ bestaande bek, omdat zij graag hout eten. Andere soorten, zoals de welbekende Ancistrus missen die scherpe tandjes, daar zij geen hout eten, maar voornamelijk algen en micro-organismen tot zich nemen.
Niet alleen de vorm van de mond heeft zich aangepast aan de omgeving. Het uiterlijk van de L-nummers vertelt ons meer over de leefomgeving van de vissen. Zo zijn Chaetostoma soorten zeer plat van vorm, en hebben zij een zeer sterke zuigmond, waarmee zij meer dan hun eigen lichaamsgewicht op de plek kunnen houden. Dit komt omdat deze soorten in snelstromende rivieren leven, waaraan zij zich door de jaren heen aangepast hebben. Aan de andere kant kan je van vissen met een zeer hoge rugvin en een wat robuustere lichaamsbouw, zoals de Pterygoplichthys gibbiceps, zeggen dat deze vis in vrij langzaam stromende delen van de Amazone voorkomt.
Verder is het belangrijk voor ons om te weten dat Loricariidae veel organisch afval (uitwerpselen) produceren, en dus is een sterke filter zeker een vereiste. De verlichting kan het beste gedimd worden door drijfplanten of overhangend hout, omdat deze vissen niet houden van een felle verlichting, zij zijn dit in hun natuurlijke habitat dan ook niet gewend.
Sturisoma aureum
Wat moet ik mijn L-nummers te eten geven?
Op het gebied van de voeding van Loricariidae bestaan veel misverstanden. Daarom acht ik het van het grootste belang om duidelijk onderscheid te maken in de voedingspatronen van deze mooie vissen. Ik zal daar zo goed als mogelijk in proberen te voorzien. Grofweg kan je zeggen dat er drie groepen bestaan:
- Omnivoren: in deze groep vallen vissen die zowel plantaardig voedsel als dierlijk voedsel op hun menu hebben staan. De meeste soorten behoren tot deze groep.
- Herbivoren: dit zijn de typische planten eters. Als je toch de term ‘algeneter’ gebruikt, dan heb je het in feite over deze groep.
- Carnivoren: vleeseters dus, doch geen jagers. De voeding bestaat uit dierlijk materiaal, zoals dode vissen en ongewervelden, insecten(larven) en eitjes van andere vissen.
Theoretisch is dit onderscheid erg duidelijk. In de praktijk echter zal je vaak zien dat de meeste soorten niet in één groep te plaatsen zijn. Alle meervallen (en dus ook Loricariidae) zijn opportunistische eters, met andere woorden, ze pakken wat ze pakken kunnen.
Pterygoplichthys pardalis eet muggelarven
Tot de omnivoren rekenen we onder andere de volgende soorten:
- Peckoltia vittata (L015) en andere Peckoltia spp.
- Baryancistrus sp. (L018)
- Pterygoplichthys pardalis (L021)
- Hemiancistrus sp. (L128)
- Hypostomus sp. ( de vele soorten in deze genus)
Typische herbivoren zijn onder meer:
- Pterygoplichthys joselimaianus (L001)
- Pterygoplichthys gibbiceps (L083)
- Ancistrus sp. (de vele soorten in deze genus)
- Otocinclus sp en Parotocinclus sp (alle soorten)
- Squaliforma villarsi (L195)
Enkele echte carnivoren zijn:
- Pseudacanthicus sp. (L024, L025, L065, L096, L273)
- Acanthicus sp. (L155, L193)
- Hypancistrus sp. (L004, L046, L066, L102, L260, L262, L316)
Sommige soorten die hierboven genoemd zijn, behoren eigenlijk tot twee groepen, zoals de Pterygoplichthys soorten, die op oudere leeftijd ook dierlijk voedsel tot zich nemen, maar in de eerste levensjaren volledig herbivoor zijn. Hypancistrus soorten rekenen we tot de carnivoren, maar eten soms ook een stukje groenvoer zoals courgette.
Hypancistrus sp.(L260)
Naast deze drie groepen wil ik graag nog een aparte groep noemen, die eigenlijk onder de omnivoren valt, maar vanwege het specifieke dieet naar mijn mening een eigen groep behoort te hebben, en wel de hout eters. Er is eigenlijk maar één genus te noemen die hieronder valt, de Panaque sp. Deze bestaat echter uit vele soorten die geschikt zijn voor het houden in een aquarium, en daarom extra aandacht verdienen.
Enkele typische hout eters:
- Panaque sp. (L002, L162)
- Panaque sp. (L027, L090, L190, L203, L330)
- Panaque sp. (L191, L204, 306)
De voornaamste bron van voedsel voor de Panaque soorten bestaat uit hout. Dit raspen ze met hun scherpe tandjes af, en kunnen daar gerust de hele dag mee bezig zijn. Daarnaast eten ze ook algen, overhangende bladeren en dierlijk voedsel.
Verder moet ik nog opmerken dat alle Loricariidae een stuk hout in de bak nodig hebben, omdat zij hier hun spijsvertering en stofwisseling mee regelen. Panaque soorten hebben het liefst meerdere soorten hout in de bak, omdat ze uit elke soort hout weer andere voedingsstoffen halen.
typische hout eter: Panaque sp.(L204)
Concluderend kunnen we dus zeggen dat een juiste afstemming van de voeding op de vis van evident belang is. Weet je in welke groep je vis thuis hoort, dan kan je hieronder zien wat je het beestje te eten kan geven. Net als bij andere vissen is het zeer belangrijk om goed af te wisselen in de voeding.
Geschikte soorten groente zijn onder meer courgette, komkommer, tomaat, sla, doperwten, wortel en spruitjes. Komkommer moet men niet te vaak geven, daar deze groente snel afbreekt in water en nadelige effecten kan hebben op de waterkwaliteit.
Dierlijk voedsel omvat bijvoorbeeld rode muggelarven (diepgevroren of levend), mosselvlees, garnalen en stukjes koolvis.
Daarnaast eten veel Loricariidae ook droogvoer, echter moet men dit niet te vaak geven. Spirulina tabletten en garnalen flakes lijken favoriet te zijn.
Pterygoplichthys gibbiceps eet courgette
Hoe moet ik mijn aquarium inrichten?
De inrichting van het aquarium moet afgestemd worden op de toekomstige bewoners. Het is dus verstandig om al rekening te houden met de vissen die je in je bak wilt houden, voordat je de bak gaat inrichten.
Loricariidae moeten gehouden worden op een zandbodem. Daarnaast moet er hout in het aquarium aanwezig zijn. Wil men Panaque soorten houden, het liefst meerdere soorten hout. Sommige kleinere soorten laten planten met rust, maar over het algemeen kan men wel zeggen dat planten van ondergeschikt belang zijn. Indien je toch planten wil gebruiken, kies dan harde planten zoals Echinodorus soorten. Er bestaat een grote kans dat de L-nummers de planten kaal vreten. Dit zijn de basisvoorwaarden.
Daarnaast is het goed om te weten uit welke rivier of welk gebied je vissen komen. Daar kan je bij de inrichting rekening mee houden. Zo zijn er biotopen waar de bodem bezaaid is met afgevallen blad. Hier vindt men de meeste Loricaria en Rineloricaria soorten. Dit kan men goed nabootsen in het aquarium door gebruik te maken van gedroogde eiken- of amandelbladeren. Ook zijn er biotopen aan te wijzen waar er soms meer hout dan water lijkt te zijn. Dit zijn bij uitstek mooie voorbeelden voor een aquarium waarin je Panaque soorten gaat houden. Het water in deze twee biotopen zal licht tot donkerbruin gekleurd zijn door de looizuren uit het hout en de bladeren.
Andere biotopen bevatten voornamelijk gladde stenen. In deze delen zal men Hypancistrus, Chaetostoma en Ancistrus soorten aantreffen. Hier is de stroming vaak ook een stuk sterker. Dit kan men nabootsen in het aquarium door gebruik te maken van een zogenoemde powerhead of een zeer sterke filter.
een voorbeeld van een juiste inrichting
Heb je geen idee uit welke omgeving jou vis komt, zorg dan dat de basisvoorwaarden in orde zijn. Kort gezegd houdt dat in:
- een hoog gehalte aan opgenomen zuurstof (DO)
- een sterke filter
- een zandbodem
- kienhout en/of wortelhout
- gladde stenen
Hoe groot moet het aquarium zijn?
Loricariidae zijn vissen die overdag weinig zwemmen en zich veel verstoppen. Het zijn dan ook nachtdieren. ’s Nachts hebben ze wel degelijk enige zwemruimte nodig. Om te berekenen hoe groot het aquarium moet zijn, hanteer je de volgende formule:
Maximale lengte van de vis X 7 = minimale lengte van het aquarium
Heb je bijvoorbeeld een Hypancistrus sp. L260, die maximaal 11 cm wordt, dan is de minimale bakmaat dus 11 X 7 = 77 cm.
Overigens moet ik hier vermelden dat een bak met een groot bodemoppervlak altijd de voorkeur heeft boven een bak met een grote hoogte. Het fabeltje gaat dat L-nummers graag op ruiten zitten, en dus liever een hoge bak hebben. Dit is je reinste flauwekul, de vissen zijn meer gebaat met een brede en lange bak, zodat ze veel bewegingsvrijheid hebben.
Vaak wordt op het forum gevraagd of een bepaalde L-nummer in het aquarium past. Daarom zal ik hier wat voorbeelden geven.
Aquaria van 40 cm:
Hier ben je beperkt tot de genus Otocinclus. Er zijn aardig wat verschillende soorten, waarvan de macrospilus en vittatus het meest worden aangeboden. Het zijn scholenvissen, dus houd ze het liefst met 6 of meer. Ze worden niet veel groter dan 4 cm. Het zijn uitstekende algen eters, en vormen dus een uitzondering op hun grotere broers en zussen zoals we inmiddels hierboven gezien hebben.
Aquaria van 60 cm:
Ook hier zien we de Otocinclus terug (zie bovenstaande). Daarnaast kan je voor deze afmeting kiezen uit Parotocinclus soorten, zoals de Parotocinclus jumbo (LDA 25).
Er bestaat één L-nummer die geschikt is voor deze bakken. Die is echter weinig kleurrijk en niet vaak in de handel te vinden. Het gaat om Panaque sp. (L105). Daarnaast is er nog de kleine groep Hisonotus soorten, die ook geschikt zijn voor deze bakjes.
Aquaria van 80 cm:
In deze afmeting kan men L-nummers plaatsen die niet groter worden dan 11 cm. In het rekenvoorbeeld zagen we al Hypancistrus sp. L260, die door zijn geringe afmeting geschikt is voor dit formaat aquarium. Enkele andere voorbeelden zijn Peckoltia vittata (L015), Panaque maccus (L162), Panaque sp. (L206), Panaque sp. (L272), Hypancistrus sp. (L270), Hypancistrus sp. (L316) en de welbekende Hypancistrus zebra (L046).
Aquaria van 100 cm:
Loricariidae voor deze afmetingen mogen niet groter worden dan 15 cm. Enkele voorbeelden:
Leporacanthicus joselimai (L264), Panaque sp. (L204), Chaetostoma sp. (L276), Dekeyseria sp. (L052). Voor deze afmetingen zijn nog veel meer geschikte soorten te noemen.
Aquaria van 120 cm:
Kleiner dan 20 cm is hier maatgevend. Vanaf 120 cm en groter kan men ook kiezen uit de groep van de naaldmeervallen, zoals de Farlowella acus of de Sturisoma aureum, bijzondere vissen die wel aparte eisen stellen aan hun omgeving. Andere voorbeelden: Hemiancistrus sp. (L128), Hypancistrus inspector, Hypostomus cochliodon, Lamontichthys filamentosus en nog vele anderen.
Aquaria van 150 cm:
Parancistrus sp. (L332), Baryancistrus spp. (L177, L115), Pseudacanthicus sp. (L065), Ancistrini sp. (L082), Lamontichthys ilanero en vele anderen.
Aquaria van 300 cm:
Voor deze afmetingen is de keuze zeer ruim. Veel Loricariidae worden groter dan 30 cm. In deze bakken zijn soorten te houden die niet veel groter worden dan 40 cm. Weer enkele voorbeelden: Panaque nigrolineatus, Baryancistrus sp. (L018), Peckoltia sabaji (L075), Pseudacanthicus sp. (L185), Pterygoplichthys pardalis (L021), Pterygoplichthys gibbiceps (L083) en vele anderen.
Bron: https://www.planetcatfish.com